150 jaar molen de Korenbloem Ospel (1869-2019)

150 jaar molen de Korenbloem Ospel (1869-2019)

150 jaar molen de Korenbloem Ospel (1869-2019)

De geschiedenis van de molen en haar molenaars.

Lezing door Henk Hermans gehouden op dinsdag 19 november 2019 voor de Heemkundevereniging Nederweert.

Op 31 maart 1868 vond ten raadhuize van de gemeente Nederweert een hoorzitting plaats omdat Peter Jan Caris molenaar in de gemeente aan Gedeputeerde Staten van Limburg verzocht heeft in Ospel, gehucht Horik, een windgraanmolen te mogen daarstellen. Er waren geen bezwaren dus Peter Jan Caris kreeg de toestemming. Veel meer is over de bouw van de molen niet bekent. Reden voor Henk Hermans om bij gelegenheid van het 150-jarig bestaan van deze molen zich te verdiepen in de achtergrond van de molen en vooral van de molenaars die actief zijn geweest op de molen. Immers de bouw van een molen kostte in die tijd ongeveer fl. 5000 en een molenhuis ook nog eens fl. 3000. Destijds een kapitaal waarvoor je 3 boerderijen van gemiddelde omvang kon kopen.

Ontginningen.

In het land van Weert en Nederweert was relatief veel cultuurgrond waarop voornamelijk graan (rogge) werd verbouwd. Dit was de reden dat er veel windmolens stonden om dit graan te malen. Weert kende in totaal 15 windmolens en Nederweert 13. Daarnaast waren er nog rosmolens (oliemolens) en watermolens.

Vanaf omstreeks 1800 werden steeds meer gemeentegrond (heide, peel enz.) verkocht aan boeren in de omgeving. Veelal gebeurde dat in deze streek in kleine kavels zodat (kleine) boeren deze konden kopen, vervolgens ontginnen en daarmee hun bedrijf konden vergroten. Zo kwam er steeds meer grond in cultuur en was er in toenemende mate behoefte aan maalcapaciteit. Een molen had toen een capaciteit (per jaar) om ongeveer het graan van 250 ha te malen. Zo zagen we in Nederweert dat er in de loop van de tijd met name molens bijkwamen richting Ospel en Nederweert-Eind en later ook tussen Nederweert en Weert toen de graanopbrengst per hectare sterk steeg a.g.v. bijvoorbeeld het gebruik van kunstmest.

Peter Jan Caris (1819-1890).

Peter Jan Caris kwam uit een molenaarsfamilie van Budschop. Begin 1800 lag er te Budschop een molen (de St Romboutsmolen) gebouwd door Joseph Hermans en Pierre Clephas. Deze molen lag ongeveer waar nu de kerk ligt in Budschop en is in 1831 afgebrand en niet meer hersteld.  Mogelijk uit onvrede over deze molenaars pakte zich in 1811 een aantal grote boeren in Nederweert samen en bouwde de St Rochusmolen op Budschop (aan brug 15). Dit gebeurde in coöperatieve vorm. De familie Daemen was een van deze boerenfamilies. Catharina Damen (zus van de grootvader van Peter Jan Caris) was met haar broer een van de deelnemers in dit collectief. Deze broer was priester en werd penningmeester van de coöperatie. Door vererving kwam 1/10 deel van de molen in bezit van de moeder van Pieter Jan (Mathie Daemen) en de vader van Peter Jan, Mathijs Caris werd molenaar/pachter op de molen. Hij bleef dit tot zijn dood in 1835 en dan wordt Peter Jan de molenaar op de St Rochusmolen. In 1867 besluiten de eigenaren (6 families) om de molen te verkopen. Niet duidelijk is waarom Peter Jan de molen niet koopt. Deze gaat voor een bedrag van fl. 5720 naar Joanna Maria Horix weduwe Peter Adriaan Trouwen. Waarschijnlijk is de overweging geweest dat hij voor dat bedrag een ”moderne” beltmolen met 2 maalkoppels kon bouwen. Dan besluit Peter Jan tot de bouw van een (eigen) molen te Ospel.  Hij huwt in 1868 (hij is dan 49 jr.) met de 40-jarige Geertrui Laemen. Peter Jan Caris komt dus uit een molenaarsfamilie die zeker in die tijd meer dan gemiddeld vermogend waren. Een oom van hem was priester en een broer (Lambertus) was pastoor te Leveroy van 1868 tot zijn overlijden in 1892. Een broer (Jan Mathijs) van Peter Jan was hoofd van de lagere school van 1856 tot zijn overlijden in 1893. Deze school lag aanvankelijk op Kreijel (Kreijelerschans) en vanaf 1881 te Ospel.

Geertrui Laemen (1828-1908).

Geetrui Laemen is in 1828 geboren op de Klaarstraat (Ospel) waar haar vader een boerderij had met een rosmolen (oliemolen). De familie Laemen komt oorspronkelijk uit Boeket (Nederweert) en Winandus Laemen (1752-1832) huwt in 1782 met Maria Thijs. De familie Thijs bezit de oliemolen op de Klaarstraat. (bij Thijsmolen) of in het dialect “Tiesmeulen”.  Winandus is in het dialect “Wien”. Dus de molen is in de volksmond de “meulen van Ties Wien” oftewel de “Tieswienderte meulen”.

Tieswiendertemeulen op de Klaarstraat te Ospel

De jongste zoon van Winandus, Cornelis neemt in 1832 de oliemolen over. Hij is gehuwd en heeft 9 kinderen waarvan 5 vrijgezel en 4 huwen maar sterven kinderloos. Geertrui is het derde kind. Door deze situatie hoefde de boerderij en oliemolen niet verdeeld te worden onder de kinderen en kon het vermogen in onverdeeld bezit blijven waardoor het steeds verder kon groeien. Mede daardoor was de familie Laemen een vermogend gezin.  In 1890 (overlijden Peter Jan Caris) wordt dit vermogen geschat op ruim fl. 9000 .

In 1868 wordt dus de toestemming tot bouw van molen de Korenbloem verkregen en we mogen aannemen dat de molen in de loop van 1869 in gebruik is genomen. In 1890 overlijdt Peter Jan Caris en zet zijn  weduwe Geertrui met behulp van knechten de exploitatie van de molen voort, tot haar overlijden in 1908. Het totale bezit van haar en haar overleden man wordt dan geveild en brengt op fl. 10.365 waarvan de helft naar de familie Caris en de helft naar de fan Laemen. In haar testament heeft Geertrui bepaald dat fl. 3000 geschonken wordt aan de parochie Ospel. De parochie Ospel staat net op het punt om het klooster te gaan bouwen (kosten fl. 25.000) dus deze schenking komt goed van pas.

Geel Dalemans.

In oktober 1904 wordt de 28-jarige uit Grathem afkomstige Geel Dalemans (1876-1955) molenaarsknecht bij de weduwe Geertrui Caris-Laemen. Bij de openbare verkoop van de molen in 1908 koopt hij de molen voor fl. 5265. Het molenhuis wordt voor fl. 2570 gekocht door Catho Tindemans welke later huwt met Jan Mathijs op `t  Root. In datzelfde jaar huwt Geel Dalemans met Wilhelmina Joosten een dochter van een vermogende boer (Lambertus Joosten, boerderij met 18 ha grond).  Geel Dalemans gaat wonen op Ospel naast de pastorie, waar hij later een café en winkel exploiteert. 

Cafe en winkel van Geel Dalemans t.o.v. de kerk in Ospel

Voor de molenaars was het steeds zoeken naar een betere benutting van de maalcapaciteit van de molen. Het aanbrengen van zeildoeken is daar een van.  Een andere is dat Geel in 1910 een benzinemotor plaatst zodat bij weinig of geen wind toch gemalen kan worden.

Verkoop molen 1922.

Op 18 februari 1921 verschijnt in weekblad het Kanton van Weert een advertentie waarbij M Dalemans, molen de Korenbloem wegens gebrek aan een opvolger te koop aanbiedt.  Wat is de situatie. Geel heeft met zijn vrouw 8 kinderen gekregen. 5 hiervan (w.o. 2 jongens) zijn op zeer jonge leeftijd overleden. Op 12 februari 1921 overlijdt zijn jongste kind (een zoon) 8 maanden oud. Hij heeft dan nog 3 dochters en voor die tijd dus geen opvolger. 5 dagen later biedt hij de molen te koop aan.  In 1923 verkoopt hij de molen aan Antonius Weekers (Broens Toontje).

Geel is een veelzijdig persoon. Hij gaat verder als caféhouder, winkelier, benzinepomphouder, taxibedrijf, gemeenteraadslid en is actief in diverse verenigingen.

links het molenhuis met de molen.

Toontje Weekers (1871-1948).

Dus in 1923 koopt Toontje Weekers de molen en gaat wonen op de Klaarstraat. De familie Weekers komt oorspronkelijk van het Rosveld en woont vanaf 1868 op Kreijel, ongeveer waar later Piet Franssen zijn electriciteitszaak had. Een maand na de geboorte van Toontje overlijdt zijn moeder en zijn vader, Jan Mathijs, blijft achter met 2 jonge kinderen, Toontje en Sjaak van ruim 1 jaar. Kort daarna zoekt Jan Mathijs werk in Duitsland, Viersen waar hij een half jaar verblijft. De 2 zonen worden verzorgd door zijn broer Renier en zijn vrouw die op hetzelfde adres wonen. In 1875 gaat hij weer naar Duitsland, Bochum om als mijnwerker te gaan werken. Daar overlijdt hij op 31 maart 1875.

In 1899 (Toontje is dan 28 jr.) wordt hij molenaarsknecht op molen St Joseph Kreijel. Daar is molenaar Peter Jan Joosten en de molen wordt ook wel “Broensmeulen” genoemd. Daar is waarschijnlijk ook de bijnaam van Toontje aan te danken “Broens Toontje”.  In 1903 stopt de watermolen aan de Molenbeek op de grens Swartbroek, Weert met Nederweert met malen. Dus in Swartbroek is er behoefte aan maalcapaciteit. Peter Jan Joosten en Toontje Weekers besluiten om daar een molen te bouwen en kopen molen de Hoop in Vlaardingen die afgebroken wordt. Samen met Timmerman Kluskens Nederweert gaat Toontje ter plekke de molen bekijken. De molen wordt afgebroken en in Swartbroek opgebouwd. De molen is van een ander type dan hier gebruikelijk. De meeste molens hier zijn beltmolens en dit is een stellingmolen. Aangenomen mag worden dat Joosten de molen gekocht heeft en Toontje wordt er de molenaar en gaat ook in Swartbroek wonen. In 1909 overlijdt Joosten en neemt Toontje de molen over van de weduwe Joosten.  In 1923 verkoopt hij molen de Hoop voor fl. 12.000 en koopt molen de Korenbloem op Ospel. Blijkbaar wil hij terug naar zijn geboortestreek.

Elektromotor.

In 1920 is Ospel aangesloten op het elektriciteitsnetwerk. Voor bedrijven was het nu mogelijk om te gaan werken met elektromotoren. In 1927 plaats Toontje Weekers een 20 pk elektromotor in de molen. Blijkbaar was deze toch bedrijfszekerder dan de benzinemotor. Op 21 december 1927 geeft de gemeente de benodigde Hinderwetvergunning af.  In 1927 en 1929 worden ook de zeilen vernieuwd. Hij koopt die bij Cohen en Co te Arnhem. Volgens een advertentie van Cohen en Co is A.H. Weekers zeer tevreden over deze zeilen.

Gezin van Toontje Weekers. voor Toontje en dochter Net. Achter; Harrie, Tilly, Zjeng, Tjeu, Miet en Teng.

Opvolging door zoon Tjeu in 1933.

Toontje wordt in 1929 weduwnaar en zijn kinderen worden volwassen en hij besluit de molen te verkopen aan zijn zoon Tjeu. Zelf gaat hij naar Veghel waar zijn zoon Zjeng molenaar is op de molen Zondveld (molen van Karel van Eerd). Tjeu is molenaarsknecht geweest bij Bruekers in het Roeven en op de molen Zondveld te Veghel.

Tjeu gaat direct investeren in zg. “Dekkerwieken”.  Hierbij worden de roeden van de wieken “ingepakt” in zinken platen waardoor er een betere stroomlijning ontstaat en de molen bij geringe wind al kan draaien (systeem afgekeken van de vliegtuigindustrie). In 1936 verschijnt er een artikel in het vakblad “De Molenaar” waarbij Tjeu aangeeft zeer tevreden te zijn over het zg. Dekkersysteem. Hij bespaart nu tot fl. 200 per jaar aan stroomkosten.

Ook 3 van de andere kinderen van Toontje komen in het molenaars vak terecht. Naast Tjeu op de Korenbloem te Ospel. Zjeng op de molen Zondveld te Veghel, Net met haar man Antoon Smolenaers op de molen de Windlust te Vorstenbosch en Teng op de Witte Molen in Heesch bij Oss.

Andrees Veugen eigenaar in 1937.

In 1937 verkoopt Tjeu de molen aan Andrees Veugen uit Ospel. Hijzelf gaat naar Budel waar hij molenaarsknecht wordt op molen “Nooit Gedagt” in de Breemortel. Zijn broer Zjeng komt terug van Veghel en wordt molenaarsknecht bij Andrees Veugen. Toontje Weekers blijft in Veghel wonen waar hij in 1948 overlijdt. Ook Andrees Veugen handelde al in zaden en pootgoed en ging nu het malen en veevoederhandel erbij nemen. In 1938/39 bouwt hij een maalderij en pakhuis. En dan komt de oorlog. De molen loopt zware schade op, maar wordt in 1945 weer hersteld.  Er komt een nieuwe kap op met korte spruit, de stroomlijn wordt hersteld en er wordt een nieuwe meelzolder aangebracht.

vlnr; Baer de Leeuw, Jan Teeuwen (Jan van Zoerik) en Andrees Veugen.

Einde gebruik molen.

In 1948 stopt Adrees Veugen met malen op de molen. Hij heeft een hamermolen gekocht en plaatst een mengerij in het pakhuis. Langzaam maar zeker raakt de molen in verval. In 1966 wordt ze aangewezen als Rijksmonument en in 1971 wordt de gemeente eigenaar. De gemeente neemt op initiatief van burgemeester Fons Jacobs en wethouder Frans Willekens (bijna buur) het besluit tot renovatie welke in enkele jaren later gereed komt.

molen in verval

Opnieuw in gebruik.

Thans is de molen o.l.v. molenaar Geert van Winkel 3 dagen per maand in functie. Er is een molenwinkel die diverse eigen gemaakte meelmixen te koop heeft. Meel op de eigen molen gemalen en geteeld in de regio. De laatste mix is de zg. “ (m)oliebollenmix”.

de gerestaureerde molen
Reacties zijn gesloten.